Denis-Pierre Filippi, geboren op 19 juli 1972 in Bergerac, behaalt een diploma filosofie na eerst drie jaar natuurwetenschappen te hebben gestudeerd terwijl hij bovendien al vanaf zijn achttiende scenario's schrijft. Zijn eerste producten zijn kinderverhalen voor scholen in de vorm van diamontages, een methode die hem in staat stelt de reacties van het aanwezige publiek te peilen. Hij deinst er niet voor terug zijn verhalen zelf te vertolken om te zien of ze effect hebben en zou zichzelf graag zien zoals de verhalenvertellers van vroeger als iemand die de mondelinge overlevering doorgeeft, die terugkeert naar de duistere, voorouderlijke oorsprong daarvan.
Op de Salon du Livre in Bordeaux in 1995 opent zijn ontmoeting met tekenaar Tiburce Oger de deuren van de Parijse uitgeverswereld. Hij schrijft voor Oger een heroic fantasy voor een jeugdig publiek, waarvan twee albums verschijnen bij Delcourt: Orull, le faiseur de nuages (1998) en Elline (2001). Voor de jeugdreeks bij dezelfde uitgever verzorgt hij daarnaast de tekst van de door Sandrine Revel geïllustreerde boeken (Un drôle d'ange gardien in 1999, daarna Un zoo à New York, Diablo et Juliette, Des vacances d'enfer, etc.) en een scenario voor Tatiana Domas (Téo, le jardin de grand-mère, in 2000).
Zijn voorliefde voor fantasy brengt hem ertoe te gaan samenwerken met Boiscommun: ze geven een nieuwsgierig jongetje gestalte in Le livre de Jack, bij Les Humanoïdes Associés, in 2000. Voor dezelfde uitgever maakt hij in 2002, met de tekenaar Jean-François Tello: Marshall 1 D'Ombres et de lumières.
Zijn voorkeur voor het mixen van fantasy met jeugdverhalen en de atmosfeer van weleer in vreemde werelden, leidt tot het bizarre verhaal De boeman, dat hij samen met Fabrice Lebeault maakt voor de collectie 'Vrije Vlucht' van Uitgeverij Dupuis. (c) Dupuis